Meer informatie?

Een btw-vrijstelling voor diensten die in ruil voor contributie worden geleverd heeft als voordeel dat een brancheorganisatie voor een relatief kleine omzet uit nevenactiviteiten geen btw-administratie en aangifteproces hoeft in te richten. Ook voor overige diensten en leveringen kan een vrijstelling van toepassing zijn, zolang deze gezamenlijk de gestelde maximumbedragen niet overschrijden (€ 22.689 per jaar voor diensten; € 68.067 per jaar voor leveringen). Als de maximumbedragen wél worden overschreden, moet er btw over de gehele fondsenwervende activiteiten worden betaald.
Bij besluit is goedgekeurd dat de vrijstelling onder voorwaarden buiten toepassing kan worden gehouden. Dit is bijvoorbeeld aantrekkelijk wanneer leden recht op aftrek van btw hebben. De btw die over de contributie in rekening wordt gebracht is dan aftrekbaar bij de leden, zodat per saldo de besparing resteert dat de brancheorganisatie de btw op de eigen kosten ook in aftrek kan brengen.
Centraal hierbij staat de vraag of de betaalde contributie beschouwd kan worden als een betaling in rechtstreekse samenhang met door het lid af te nemen diensten.
Wanneer brancheorganisaties geen ondernemer voor de btw zijn, althans wat betreft hun hoofdactiviteiten, zou dat ingrijpende gevolgen hebben voor de brancheorganisaties die zich nu wél ondernemer wanen. Aangezien het Europese Hof van Justitie (in 1998) al oordeelde over de reikwijdte van de vrijstelling voor brancheorganisaties, zonder daarbij enige vraagtekens te plaatsen bij het btw-ondernemerschap van de betreffende organisatie, ligt een generieke uitsluiting van btw-belastingplicht voor brancheorganisaties niet voor de hand.
Wanneer een brancheorganisatie niet als ondernemer voor de btw wordt gekwalificeerd, dan heeft de eerdergenoemde regeling om de vrijstelling buiten toepassing te laten geen werking en is er ook geen sprake van btw-afdracht over contributies of btw-aftrek op kosten. Het gevolg daarvan is dat btw-heffing kostprijsverhogend werkt. Btw-aftrek zou namelijk wel mogelijk zijn geweest wanneer de goederen en diensten rechtstreeks aan de ‘leden-ondernemers’ waren geleverd.
Op grond van een nadere goedkeuring kan alsnog btw in aftrek worden gebracht, voor zover de leden recht op aftrek hebben en mits niet alle (betalende) leden als btw-ondernemer worden gekwalificeerd. In de praktijk blijkt het voldoen aan deze voorwaarden soms lastig en dat kan er dan ook toe leiden dat het aftrekrecht geheel wordt ontzegd. Verder zijn eventuele nevenactiviteiten – die wél dan als ondernemer worden verricht – alleen btw-vrijgesteld wanneer geopteerd is voor de kleine ondernemersregeling (KOR). In dat geval kan de btw-belaste nevenomzet vrijgesteld van btw zijn als deze minder bedraagt dan € 20.000 per jaar en de toepassing tijdig is aangevraagd bij de Belastingdienst.
Voor veel brancheorganisaties is het maatwerk om vast te stellen of en in welke mate zij belastingplichtig zijn voor de btw. Het lijkt vooralsnog niet haalbaar om een generiek oordeel te vellen over de btw-belastingplicht van brancheorganisaties gegeven de diversiteit aan activiteiten die wordt ontplooid. De specialisten van Mazars kunnen u helpen om de btw-positie van de exacte activiteiten te inventariseren en zo nodig af te stemmen met de Belastingdienst. Dan pas zal een brancheorganisatie zijn belangen hebben veiliggesteld.
Wilt u graag meer weten over deze ontwikkelingen? Neem contact op met de btw-specialisten van Mazars, Sander van Kreijl per e-mail of per telefoon: +31 (0)88 277 23 12.
Deze website maakt gebruik van cookies.
Sommige zijn noodzakelijk, andere helpen ons bij het analyseren van het gebruik van de website, dienen advertenties of zorgen voor een gepersonaliseerd websitebezoek.
In onze privacy policy vindt u meer informatie over de cookies die wij gebruiken.
Zonder deze cookies functioneert deze website niet optimaal.
Deze cookies helpen ons deze website te verbeteren door informatie te vergaren over het gebruik hiervan.
Met behulp van deze cookies kunnen wij de relevantie van onze advertenties vergroten.