Payrolling aan banden gelegd

19 maart 2020 - Op 4 november 2016 heeft de Hoge Raad in het zogenaamde ‘Care4Care-arrest’ (ECLI:NL:HR:2016:2356) geoordeeld dat voor het aannemen van een uitzendovereenkomst of payrollovereenkomst niet is vereist dat de werkgever een allocatiefunctie verricht, in de zin van het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van (tijdelijke) arbeid op de arbeidsmarkt. Met andere woorden: er was geen verschil tussen uitzenden en payrolling.

Payrolling

De Hoge Raad heeft  destijds al opgemerkt dat als payrolling zou leiden tot resultaten die zich niet laten verenigen met hetgeen de wetgever voor ogen heeft gestaan, het in de eerste plaats aan de wetgever is om hier grenzen te stellen.

Per 1 januari 2020 heeft de wetgever een wettelijke definitie van de payrollovereenkomst geïntroduceerd:

‘De payrollovereenkomst is de uitzendovereenkomst, waarbij de overeenkomst van opdracht tussen de werkgever en de derde niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en waarbij de werkgever alleen met toestemming van de derde bevoegd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen.’

Onderscheid uitzenden en payrolling

Kortom: vanaf 1 januari 2020 is er wel een onderscheid tussen uitzenden en payrolling. Dit brengt echter ook een aantal gevolgen met zich mee:

  • Ten eerste kan er in het geval van payrolling geen gebruik meer worden gemaakt van de bijzondere faciliteiten van de uitzendbranche, dus i) geen uitzendbeding, ii) eventuele verruiming van de ketenregelingafhankelijk van de opdrachtgever, en iii) eventuele uitsluiting van de loondoorbetalingsverplichting ook afhankelijk van de opdrachtgever.
  • Ten tweede dienen payrollkrachten gelijk te worden behandeld, ten aanzien van alle arbeidsvoorwaarden, met uitzondering van pensioen, maar inclusief de bijdrage van collectieve fondsen. Dit betekent dus ook dat een payrollkracht aanspraak kan maken op meer dan het loonverhoudingsvoorschrift (namelijk op alle arbeidsvoorwaarden die gelden bij de opdrachtgever).

In beginsel hebben de wijzigingen die zien op payrolling onmiddellijke werking, behalve ten aanzien van de ketenregeling. Dit betekent dat het oude recht ten aanzien van de ketenregeling van toepassing blijft op tijdelijke arbeidsovereenkomsten in het kader van payrolling die zijn afgesloten vóór 1 januari 2020. Hiermee wordt voorkomen dat als gevolg van de wijzigingen die payrolling met zich meebrengt (zoals verruiming van de ketenregeling afhankelijk van de opdrachtgever) een lopende tijdelijke arbeidsovereenkomst automatisch een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt.

Daarnaast worden de regels omtrent de pensioenregeling voor payrollkrachten, waarbij in principe het pensioen van de opdrachtgever moet worden gevolgd of moet worden deelgenomen aan een adequate pensioenregeling, in ieder geval  uitgesteld tot 1 januari 2021.

Het is per werknemer van belang te inventariseren of er sprake is van uitzenden of payrolling. Indien er sprake is van payrolling, dient er in gesprek te worden gegaan met opdrachtgevers en dienen idealiter de contracten met opdrachtgevers te worden gewijzigd.

Meer weten?

Wilt u meer weten over payrolling? Neem dan contact op met uw contactpersoon van Mazars of rechtstreeks met Jeroen Belderok van Pellicaan Advocaten per e-mail of per telefoon: +31 (0)88 627 22 26. Zij helpen u graag verder.