Het vormen van een fiscale eenheid voor de btw uitgelegd

11 juli 2019 – Wanneer zijn ondernemingen economisch verweven met elkaar? Daar is nogal eens onduidelijkheid over in de praktijk. Eén van de criteria om een fiscale eenheid voor de btw te kunnen vormen is deze economische verwevenheid. De Hoge Raad heeft recent in twee uitspraken dit criterium ruim uitgelegd. Dit is gunstig voor ondernemingen die een fiscale eenheid voor de btw willen vormen.

Economische verwevenheid

Om in Nederland een fiscale eenheid voor de btw te kunnen vormen moeten btw-ondernemers in financieel, organisatorisch en economisch opzicht verweven zijn. Er is sprake van economische verwevenheid wanneer de activiteiten van de ondernemers in hoofdzaak strekken tot verwezenlijking van eenzelfde economisch doel of wanneer de activiteiten van de ene ondernemer in hoofdzaak ten behoeve van de andere ondernemer worden uitgeoefend.

Uitspraken

In de eerste uitspraak van de Hoge Raad gaat het om een onderwijsstichting die alle aandelen houdt in een BV die schoonmaakwerkzaamheden verricht. Hoewel de BV de schoonmaakwerkzaamheden uitsluitend aan de onderwijsstichting verricht, was de staatssecretaris van mening dat er geen economische verwevenheid kan bestaan tussen een ondernemer die vrijwel uitsluitend niet-economische activiteiten verricht (zoals de onderwijsstichting) en een ondernemer die (nagenoeg) uitsluitend activiteiten verricht ten behoeve van de niet-economische activiteiten van de eerstgenoemde ondernemer (zoals de BV). De Hoge Raad oordeelt dat ook prestaties die een ondernemer verricht aan een andere ondernemer en die dienstbaar zijn aan niet-economische activiteiten van die laatste, in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling of tussen beide ondernemers economische verwevenheid bestaat. Aangezien de BV uitsluitend prestaties verricht aan de onderwijsinstelling is er volgens de Hoge Raad dus voldaan aan de eis van economische verwevenheid.
In de tweede uitspraak van de Hoge Raad houdt een onderwijsstichting 70% van de aandelen in een BV die personeel ter beschikking stelt aan de onderwijsstichting, maar ook aan derden. De BV behaalt slechts een gedeelte van haar omzet met de terbeschikkingstelling van personeel aan de onderwijsstichting. De Hoge Raad oordeelt dat ook wanneer een ondernemer slechts een gedeelte van haar omzet behaalt met prestaties aan de andere ondernemer, deze economische betrekkingen niet te verwaarlozen zijn wanneer er sprake is van nauwe financiële en organisatorische verwevenheid. De ondernemingen vormen dan een fiscale eenheid voor de btw.

Belang voor de praktijk

Deze uitspraak biedt meer duidelijkheid voor de praktijk en is met name gunstig voor ondernemingen met een beperkt recht op aftrek, zoals in het onderwijs, de zorg, de financiële sector en bij holdings. Door een fiscale eenheid te vormen zijn onderlinge prestaties niet belast en kan in sommige gevallen het aftrekrecht verbeterd worden. Per geval zal beoordeeld moeten worden of er sprake is van een fiscale eenheid voor de btw, wat afhankelijk blijft van de feiten en omstandigheden.

Zie ook dit artikel over de fiscale eenheid in de btw.