Bedrijfstakpensioenfonds Vervoer: altijd verplicht (of toch niet)?

22 februari 2021 - Op 19 januari jl. heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een baanbrekend arrest gewezen, waarin (onder meer) is bepaald dat een Nederlandse transportonderneming geen pensioen hoeft af te dragen aan het bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg (“Bpf Vervoer”) voor werknemers die gewoonlijk in Duitsland werkzaam zijn als er voor deze werknemers geen expliciete rechtskeuze is gemaakt voor het Nederlandse recht.

Pensioen afdragen

Dit arrest is baanbrekend, aangezien het Bpf Vervoer zich in het verleden altijd het standpunt heeft ingenomen dat een Nederlandse transportonderneming voor alle werknemers (dus ook buitenlandse werknemers) pensioen dient af te dragen aan het Bpf Vervoer.

Hoe nu verder?

Los van de vraag of het Bpf Vervoer in cassatie gaat, heeft dit arrest grote gevolgen voor een verscheidenheid aan Nederlandse transportondernemingen:

  • Onverschuldigde betaling: Indien een Nederlandse transportonderneming altijd al heeft gewerkt met buitenlandse werknemers die gewoonlijk in een ander land dan Nederland werkzaam zijn én voor deze werknemers geen expliciete rechtskeuze is gemaakt voor het Nederlandse recht, maar er toch – en dit blijkt onterecht – pensioen is afgedragen, dan is er sprake van onverschuldigde betalingen. Deze onverschuldigde betalingen kunnen bij het Bpf Vervoer worden teruggevorderd.
  • Eventueel verwijderen van rechtskeuze: Voor een Nederlandse transportonderneming kan het interessant zijn om de rechtskeuze voor Nederlands recht uit de arbeidsovereenkomsten te halen van werknemers die gewoonlijk in een ander land dan Nederland werkzaam zijn. Hiervan heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden juist gezegd dat deelname voor deze werknemers niet verplicht is. Met een rechtskeuze voor Nederlands recht wordt juist automatisch het Bpf Vervoer binnengehaald.
  • Bepalen van het gewoonlijk werkland: Het is van belang om – bij gebreke van een expliciete rechtskeuze – goed te kijken naar wat het gewoonlijk werkland is. Dit is namelijk geen makkelijke exercitie en in de praktijk blijkt vaak dat Nederland het gewoonlijke werkland is, zodat alsnog Nederlands recht van toepassing is. 

Voor het bepalen van het gewoonlijke werkland dient er – zeker vanwege de aard van de arbeid in de sector van het internationale transport – rekening te worden gehouden met alle elementen die de werkzaamheid van de werknemer kenmerken. Hierbij is het belangrijk dat er wordt vastgesteld  in welke staat zich de plaats bevindt van waaruit de werknemer de transportopdrachten verricht, instructies voor de opdrachten ontvangt en het werk organiseert, alsmede de plaats waar zich de ‘arbeidsinstrumenten’ bevinden. Ook zal er tevens moeten worden nagegaan in welke plaatsen het vervoer hoofdzakelijk wordt verricht, in welke plaatsen de goederen worden gelost en naar welke plaats de werknemer terugkeert na de opdrachten. Deze opsomming van gezichtspunten is niet limitatief, zodat bijvoorbeeld ook nog de plek waar de werknemers sociaal verzekerd zijn van belang kan zijn.

Meer weten?

Wilt u graag weten of dit arrest gevolgen heeft voor uw transportonderneming of wilt u meer weten over het Bpf Vervoer? Neem dan contact op met Jeroen Belderok, advocaat arbeidsrecht van Pellicaan Advocaten, per e-mail of per telefoon: +31 (0)88 627 22 26 of Paul van Ravenzwaaij, pensioenadviseur van Pellicaan Advocaten, per e-mail of per telefoon: +31 (0)88 627 22 39. Of neem contact op met uw contactpersoon van de sectorgroep Transport & Logistiek van Mazars. Zij helpen u graag verder.