Risico voor transporteurs omtrent accijnsgoederen
Schorsing van accijnzen
WR, een zelfstandige chauffeur – en in deze zaak de transporteur– wordt bij aankomst in het Verenigd Koninkrijk aangehouden door de Britse douane, de UK Border Agency (UKBA). De transporteur toonde de CMR-vrachtbrief aan de UKBA, waarbij werd aangeduid dat zijn lading 26 pallets bier betrof. De CMR-vrachtbrief vermeldde tevens dat de goederen in kwestie waren gedekt door een elektronisch administratief document (e-AD), waarmee wordt verklaard dat er geen accijns betaald hoeft te worden en dat deze was geschorst.
De UKBA raadpleegde het EMCS-systeem en stelde, anders dan de transporteur meende, vast dat de referentiecode op de CMR-vrachtbrief reeds eerder was gebruikt bij een andere levering voor bier en dus ongeldig was. Dit betekende dat de heffing van accijns niet geschorst kon worden, en dat de accijns direct verschuldigd werd. De UKBA heeft daarom een heffingsaanslag accijns opgelegd. De transporteur ging hiertegen in beroep, met als voornaamste argument niet te weten wat hij vervoerde en ook geen eigenaar van de vracht was. Met andere woorden: de transporteur vond zichzelf een ‘onschuldige actor’.
De casus
De volgende vraag werd bij het HvJ-EU neergelegd: ‘Is een persoon die fysiek in het bezit is van accijnsgoederen op een tijdstip waarop over deze goederen accijns verschuldigd wordt in lidstaat B, tot voldoening van deze accijns gehouden wanneer hij:
- Geen juridisch of economisch belang had met betrekking tot de accijnsgoederen en;
- De accijnsgoederen voor rekening van een ander tegen een vergoeding vervoerde tussen lidstaat A en lidstaat B, en;
- Wist de zelfstandige chauffeur dat de goederen waarvan hij in het bezit was accijnsgoederen waren, maar niet wist en geen reden had om te vermoeden dat over de goederen accijns verschuldigd geworden was in lidstaat B op of voor het tijdstip waarop accijns verschuldigd werd?’
Rechterlijke uitspraak
Het hof oordeelt dat de zelfstandige chauffeur (WR) de accijns over de paletten moet voldoen. Een persoon die voor rekening van een ander accijnsgoederen vervoert naar een andere lidstaat en die fysiek in het bezit is van deze goederen op het tijdstip waarop de accijns daarover verschuldigd wordt, is gehouden aan voldoening van deze accijns op grond van artikel 33, lid 3, van Richtlijn 2008/118, ook al kan hij geen enkel recht of belang doen gelden met betrekking tot die goederen en weet hij niet dat het gaat om accijnsgoederen of – indien hij daar wel van op de hoogte is – weet hij niet dat de accijns over die goederen verschuldigd is geworden.
Impact voor de praktijk transport & logistiek
Deze uitspraak kan impact op uw dienstverlening hebben omdat het begrip ‘voorhanden hebben van goederen’ nog eens wordt aangescherpt. Volgens het HvJ-EU leidt het als transporteur vervoeren van goederen al tot het voorhanden hebben van goederen in de zin van de accijns. Het feit dat degene die de goederen fysiek in het bezit heeft geen eigendomsrecht kan doen gelden of geen weet heeft van wat hij vervoert, doet daar niet aan af. Vervoerders van accijnsgoederen kunnen te allen tijde aansprakelijk worden gesteld voor de accijnsschuld, indien deze nog niet is voldaan.
Wilt u meer weten?
Wilt u meer weten over deze uitspraak of de manieren waarop dit risico kan worden afgedekt? Neem dan contact op met Eline Polak per e-mail of per telefoon: +31 (0)88 277 23 25 . Zij helpt u graag verder.